‘SPACS: een mislukt experiment…?’
Het Financieele Dagblad, het lijfblad van iedereen die er in de beurssector toe doet, noemt vandaag de SPAC-rage in een hoofdredactioneel commentaar een ‘mislukt experiment’. Ze schrijft dat het bewonderenswaardig is dat de Amsterdamse beurs open staat voor vernieuwing. Dat past goed in de traditie van de Amsterdamse beurs om te pionieren en nieuwe dingen te proberen.
De krant constateert dat vooral banken en Zuidas-kantoren hebben geprofiteerd van de rage, maar dat beleggers er weinig aan hebben gehad. De VEB, de koepel van effectenbezitters, noemt het zelfs een risico voor het aanzien van de Amsterdamse beurs, omdat de screening van toetreders tot de beurs beperkter en het gevaar op ‘lijken in de kast’ daardoor groter is. De beurs kan zich er op beroepen dat via de SPAC-route de nodige nieuwe bedrijven in de notering zijn gekomen en het dus het drempelverlagend heeft gewerkt. Technologieconcern CM.com, palletmaker Cabka, spelletjesbedrijf Azerion, medicijnontwikkelaar BenevolentAI, mediabedrijf FL Entertainment en het vastgoedfonds New Amsterdam Invest, allemaal hebben ze hun gang naar Beursplein 5 te danken aan een fusie met een SPAC.
Maar is het experiment nu gelukt of mislukt? Om beter antwoord op die vraag te kunnen geven is het goed om wat aandachtiger naar de feiten te kijken. Tot vandaag zijn er sinds de komst van de eerste SPAC in 2018 twintig van dergelijke ‘geldzakken op zoek naar operationele activiteiten’ in Amsterdam in de notering gekomen. Daarvan zijn er zes geslaagd in hun opzet om te fuseren met een heuse onderneming, terwijl er daar volgens de laatste berichten binnenkort nog ééntje bijkomt. Precies hetzelfde aantal van zeven SPACS is niet geslaagd in diezelfde opzet en is ondertussen weer opgeheven, terwijl er daarnaast nog zes SPACS onderweg zijn. Zo bezien, lijkt het vooralsnog een remise te gaan worden.
Als we er echter iets dieper naar kijken ziet het beeld er anders uit. In totaal haalden de twintig SPACS ongeveer € 4,4 miljard op. Daarvan komt via de zeven SPAC-fusies uiteindelijk zo’n € 630 miljoen daadwerkelijk op de beurs terecht, terwijl de zeven opgeheven en weer verdwenen SPACS samen goed waren voor ongeveer € 2 miljard. Dat bedrag haalt nooit definitief de beurs. Dit terwijl de kritiek luidt dat de initiatiefnemers vaak onevenredig veel kosten in rekening hebben gebracht, alvorens de gelden weer terug te geven aan de beleggers. Verder valt op dat de zes SPACS die nog onderweg zijn veelal in een lastige positie zitten. Ze hebben veel moeite om een fusiepartner te vinden en bovendien hebben veel SPAC-beleggers meestal al laten weten niet mee te willen werken aan een fusie en hun geld terug te willen. Allemaal signalen, die het beeld van een remise toch wat lijken weg te nemen.
En dit beeld wordt er niet beter op als we nog wat verder naar de SPACS en de daaruit voortgekomen bedrijven kijken. Vooropgesteld er zitten ook goede bedrijven tussen. Maar wat moeten we bijvoorbeeld denken van een SPAC die fuseert met een drie dagen daarvoor zelf opgericht vastgoedfonds? Of wat te denken van een bedrijf dat van het oorspronkelijk ingelegde SPAC-geld van € 415 miljoen bij de fusie en beursgang slechts € 56 miljoen overhoudt en waarvan één van de oprichters nu onder het vergrootglas ligt bij de AFM? Allemaal vragen die zich aandienen, als je iets verder kijkt. Het lijkt er kortom sterk op dat de critici die zeggen dat de SPAC-route onvoldoende transparant is, het gelijk aan hun zijde hebben. Het zal dan ook geen toeval zijn dat alle bedrijven die via een SPAC naar Beursplein 5 zijn gekomen, momenteel gemiddeld 44 % onder de introductieprijs staan.
Deels zal dit te maken hebben met het feit dat particuliere beleggers mede op last van de AFM veelal niet konden intekenen op een beursgang van een SPAC. UvA-hoogleraar ondernemersfinanciering Arnoud Boot noemt dit achteraf een zegen omdat grote ongelukken mede daardoor in Nederland zijn uitgebleven. Omgekeerd heeft dit volgens sommigen juist het succes van SPACS ook in de weg gezeten omdat dit valt of staat met de verhandelbaarheid, waar het mede hierdoor dus aan ontbrak. Mogelijk had dit ook te maken met het feit dat driekwart van de SPACS uit het buitenland kwam en daardoor relatief onbekend was in Nederland.
Zo valt er nog veel meer te zeggen over het fenomeen SPACS, maar laten we terugkeren naar het oordeel van het FD dat het om een ‘mislukt experiment’ zou gaan. De essentie van een experiment is echter dat het niet lukt of mislukt, maar dat het ons inzicht verschaft in de werking van een nieuw fenomeen. Eén ding is daarbij duidelijk gebleken. SPACS vragen, wil het op duurzame basis van toegevoegde waarde zijn voor de Nederlandse economie en de Amsterdamse beurs, duidelijk nog om een kritische beschouwing en doorontwikkeling.