
De populariteit van het beleggen in Amerikaanse spoorwegen op de Amsterdamse beurs blijkt duidelijk uit deze kaart van het Amsterdamsch Fondsenkantoor uit 1910.

The Rock Island Company was één van de vele Amerikaanse spoorwegfondsen die in Amsterdam genoteerd waren. Het geloof in het spoor was net zo groot als in het internet tegenwoordig. Zeker in het begin hadden de beleggingen daardoor niet zelden een sterk speculatief karakter.

Van buitenlandse spoorwegen, zoals hier de Russische Rjasan Uralsk Spoorweg Maatschappij, waren vaak alleen afgeleide certificaten op de Amsterdamse beurs genoteerd. Voordeel hiervan was dat dividendbetalingen gemakkelijk konden worden afgewikkeld door plaatselijke effectenkantoren.

De oudste spoorwegmaatschappij van Nederland, de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (1837), één van de rechtsvoorgangers van de Nederlandse Spoorwegen, deed voor haar kapitaalsbehoefte ook regelmatig een beroep op de Amsterdamse beurs.
Spoorwegen op de beurs
Vooral nadat in 1865 de Amerikaanse burgeroorlog was afgelopen, raakte beleggen in Amerikaanse spoorwegfondsen populair. Europa verkeerde in de ban van internationale spanningen en beleggers zochten naar een meer stabiele investeringsmarkt. Bovendien was het aantal Nederlandse fondsen op de beurs nog beperkt. Het rendement op Amerikaanse investeringen was aantrekkelijk: 6 à 8%, met daarnaast goede kans op koerswinst.
Het eerste Amerikaanse spoorwegfonds verscheen al in 1856 op de Amsterdamse beurs: obligatieleningen van de Illinois Central Railroad. De volgende spoorwegmaatschappij was de Galverston, Houston en Henderson Railroad. De spoorlijn werd nooit voltooid en de onderneming ging slechts één keer over tot rentebetaling. Toen de maatschappij in 1871 werd verkocht leverde dat niet genoeg op om obligatiehouders terug te betalen. Ondanks het regelmatig voorkomende gebrek aan soliditeit bleven de spoorwegfondsen populair. Aan het begin van de 20e eeuw waren meer dan honderd Amerikaanse spoorwegfondsen (“Amerikaantjes”) genoteerd. Ze vormden daarmee op dat moment de grootste groep fondsen op de Amsterdamse beurs.
Vanaf het midden van de 19e eeuw kwamen er ook enkele tientallen Russische spoorwegen in de notering. Aanvankelijk gebeurde dat via bemiddeling van de handelshuizen Hope & Co en W. Borski, die beide van oudsher veel contacten hadden in Rusland. Later verzorgden ook effectenhuizen als Lippmann Rosenthal en Wertheim en Gompertz verschillende Russische spoorweguitgiften in Amsterdam. Enkele aansprekende namen waren de Moskou-Kiew-Woronesch en de Losowo-Sebastopol Spoorweg Maatschappij. Het gemiddelde rendement op Russische spoorwegen was hooguit 5%. Anders dan de “Amerikaantjes” golden de Russische obligaties en aandelen als weinig risicovol omdat ze werden gegarandeerd door de Russische staat. Dit bleef zo tot de Russische revolutie van 1917 roet in het eten gooide en het nieuwe bolsjewistische bewind alle Russische effecten ongeldig verklaarde.
Overigens profiteerden in de 19e eeuw ook de eerste particuliere Nederlandse spoorwegmaatschappijen van de openbare kapitaalmarkt. De Hollandsche IJzeren-Spoorweg-Maatschappij, plaatste diverse leningen op de Amsterdamse beurs, evenals de Nederlandsche Rhijn-Spoorweg-Maatschappij.