
Boegbeeld van de Tweede Gouden Eeuw is Royal Dutch/Shell. In 1890 als kleine startende onderneming naar de beurs gekomen groeide zij na een moeizaam begin in de loop van de 20e eeuw uit tot het grootste fonds op de Amsterdamse beurs.

De Tweede Gouden Eeuw leidde tot grote drukte op de Beurs van Zocher (1845-1903). Vooral in de effectenhoek was de toeloop groot. Voor de effectenhandel was dit rond 1870 aanleiding om te gaan pleiten voor een eigen onderkomen.

Tussen 1865 en 1900 vertienvoudigde het aantal beursfondsen in Amsterdam bijna. Vooral de toestroom van Amerikaanse spoorwegfondsen was groot. Dit is goed te zien op deze plattegrond van de effectenvloer in de Beurs van Berlage uit 1903.

Heineken was één van de vele binnenlandse ondernemingen die tijdens de Tweede Gouden Eeuw naar de beurs gingen.
Een Tweede Gouden Eeuw
In 1890 ging een kleine startende onderneming naar de beurs: de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië. Tegenwoordig kennen we dit bedrijf als Royal Dutch/Shell, wereldspeler en het grootste fonds op de Amsterdamse beurs. De beursgang van ‘Koninklijke Olie’ stond niet op zich. In het laatste kwart van de 19e eeuw leefde de Nederlandse economie sterk op. En dit had zijn weerslag op de beurs als ‘motor van de economie’. Tussen 1865 en 1900 groeide het aantal ondernemingen met een beursnotering van circa 115 tot ruim 1000. Niet alleen kwamen er meer binnenlandse en koloniale fondsen, sensationeel was de toename van buitenlandse spoorwegmaatschappijen. Mechanisatie van het verkeer (zegmaar, het internet van de 19e eeuw) was één van de drijfveren van de Tweede Gouden Eeuw, zoals deze periode wel wordt genoemd.
Een andere belangrijke drijfveer was de afschaffing van het cultuurstelsel in 1870. Dit stelsel, ingevoerd in 1830, hield in dat de inheemse bevolking van Nederlands-Indië een vijfde deel van zijn grond moest gebruiken voor het verbouwen van producten voor de Europese markt. Deze producten – vooral indigo, thee, suiker en koffie – werden door de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM, een voorganger van ABN AMRO) verkocht. Het verdwijnen van de monopoliepositie van de NHM gaf meer ruimte aan particulier initiatief. Tussen 1870 en 1914 steeg het aantal Nederlands-Indische beursfondsen van 11 naar 165. Aan één van die particuliere initiatieven hebben we het al genoemde Royal Dutch/Shell nog altijd te danken.
De opkomst van de Industriële Revolutie in Nederland vanaf het einde van de 19e eeuw bracht ook binnenlandse industriële fondsen naar de beurs. De Koninklijke Beiersche Bierbrouwerij, nu bekend als Heineken, was in 1889 de eerste in een rij van velen.