1833

De Nieuwe Handel-Sociëteit

De tweede beursorganisatie in Amsterdam

Ontevreden leden van het Collegie tot Nut des Obligatiehandels richtten in 1833 de Nieuwe Handel-Sociëteit op. Zij waren teleurgesteld in de ruime marges waarmee het Collegie de prijzen van transacties publiceerde. Noteringen in de Prijscourant van Cotray als 76 à 84 of 140 à 170 waren volgens hen veel te onnauwkeurig. De Nieuwe Handel-Sociëteit verzamelde daarom zelf koersnoteringen, gebaseerd op de werkelijke handel, en publiceerde ze in het Handelsblad, één van de voorlopers van de NRC. De nauwkeurigheid van de cijfers was een stuk groter: koersen werden weergegeven tot in een zestiende van procenten. De exactheid van de koerspublicatie van de Nieuwe Handel-Sociëteit genoot vanaf het begin het meeste vertrouwen bij beleggers en werd daarom al vrij snel overgenomen door het Collegie.

In feite streefden zowel het Collegie als de Nieuwe Handel-Sociëteit hetzelfde doel na: een meer transparante handel. Beide organisaties traden ook wel gezamenlijk op, zoals in 1848 toen er weer eens een revolutie dreigde in Frankrijk. In het Handelsblad deden het Collegie en de Sociëteit een oproep de beurs een paar dagen te sluiten, teneinde een door paniek gestuurde effectenmarkt te voorkomen. Het lag voor de hand dat op den duur een vorm van officiële samenwerking ontstond. Een eerste teken daarvan openbaarde zich in 1856, toen gezamenlijk het Algemeen Beurs-Comité voor Publieke Fondsen werd opgericht. Een jaar later – in een tijd die werd gekenmerkt door een hernieuwde opkomst van de effectenhandel – kwam het tot een fusie tussen het Collegie en de Nieuwe Handel-Sociëteit. Zo ontstond de Effecten-Sociëteit, opgericht door het Algemeen Beurs-Comité.