2000

Euronext

De Amsterdamse beurs gaat internationaal

Vanaf het begin was de Amsterdamse effectenhandel altijd sterk internationaal georiënteerd. Niet voor niets gold de Amsterdamse beurs lange tijd als financier van het buitenland. Vanaf het eind van de 19e eeuw, de periode van de Tweede Gouden Eeuw, kwam hierin geleidelijk verandering. Een grote toestroom van binnenlandse bedrijven, zorgde ervoor dat de Amsterdamse beurs uitgroeide tot ‘motor van de Nederlandse economie’. Een nationaal instituut dat werd gekoesterd.

De beroering was dan ook groot toen eind jaren negentig het voornemen van een internationale fusie bekend werd gemaakt. Tegenstanders vreesden dat het eigen karakter en de nationale financieringsfunctie van de Amsterdamse beurs in het gedrang zouden komen. Voorstanders meenden dat een internationale fusie logisch en noodzakelijk was gelet op de opkomst van nieuwe spelers, de introductie van de euro en de voortschrijdende digitalisering en globalisering van de effectenhandel. De voorstanders waren in de meerderheid en kregen wat ze wilden. In september 2000 ging Amsterdam Exchanges samen met Brussels Exchanges en Paris Bourse op in het Europese beursconcern Euronext. In alle drie steden onderhield Euronext zowel de effectenmarkt als derivatenmarkt. In 2002 werd Euronext uitgebreid met de effectenbeurs en derivatenbeurs in Portugal en trad ook de Londense derivatenbeurs LIFFE toe.

In 2007 fuseerde Euronext met de beurs van New York en ging de Amsterdamse beurs op in de transatlantische beursorganisatie NYSE Euronext. Na een fusiepoging in 2011 tussen NYSE Euronext en Deutsche Börse die stuk liep op Brusselse mededingingsautoriteiten, werd NYSE Euronext in 2013 overgenomen door de Amerikaanse grondstoffen- en energiebeurs Intercontinental Exchange (ICE). Het was ICE daarbij vooral te doen om NYSE en LIFFE. De beurzen in Brussel, Lissabon, Parijs en Amsterdam werden afgesplitst onder de oude naam Euronext. Na een notering aan de eigen beurzen staat Euronext sinds medio 2014 weer op eigen benen, terwijl recent de beurzen van Dublin (2018), Oslo (2019) en Milaan (2021) ook zijn toegetreden tot het beursconcern.

Of de ‘internationale trein’ hiermee zijn eindbestemming heeft bereikt is zeer de vraag. Opnieuw klinken er geluiden over overnames en het belang van schaalvergroting. Omgekeerd zijn er ook nog steeds kritische geluiden te horen over de positie en bewegingsruimte van de Amsterdamse beurs binnen het internationale beursbedrijf. Belangrijke vraag daarbij is of Amsterdam wel voldoende kansen krijgt om als vanouds te kunnen fungeren als financier van het Nederlandse bedrijfsleven.