De Optiebeurs
De eerste optiebeurs van Europa, de European Options Exchange, begon op 4 april 1978 in de Beurs van Berlage. Chicago had in 1973 de primeur van de eerste optiebeurs ter wereld en het bestuur van de Amsterdamse Effectenbeurs volgde die ontwikkeling met grote belangstelling. Men vroeg zich af of zo’n beurs ook in Amsterdam bestaansrecht had. Effectenbeurzen kampten wereldwijd met haperende omzetcijfers en een optiebeurs zou wellicht stimulerend kunnen werken. Door een artikel in De Telegraaf kwam het idee van een optiebeurs definitief op de agenda van het beursbestuur. De voorbereiding van de nieuwe beurs werd in handen gegeven van de Stichting Voorbereiding European Options Exchange.
Na de opening van de nieuwe EOE Optiebeurs door Minister van Financiën Frans Andriessen, kwam de teleurstelling. Ondanks het feit dat winst op opties dezelfde fiscaalvriendelijke behandeling kreeg als winst op aandelen, waren er weinig beleggers die zich aan opties wilden wagen. Na het eerste jaar had de Optiebeurs een negatief eigen vermogen van 16 miljoen gulden.
Begin jaren tachtig was er een kentering. Een opbloeiende economie en een promotiecampagne zorgden dat opties onder beleggers steeds populairder werden. In het begin werden alleen callopties op aandelen verhandeld. Al snel kwamen er putopties bij, in mei 1987 gevolgd door opties op de EOE-index (de huidige AEX-index). In dat zelfde jaar verhuisde de optiebeurs van de Beurs van Berlage naar een groter eigen pand aan het Rokin 65 en maakte daar een stormachtige groei door.
In 1997 fuseerde de optiebeurs met de effectenbeurs tot Amsterdam Exchanges. Een jaar later volgde een verhuizing naar de nog grotere beurszaal op Beursplein 5, die kort daarvoor was vrijgekomen vanwege de volledige automatisering van de effectenhandel. Maar ook de optiehandel ging met zijn tijd mee. Eind 2002 stapte ze definitief over van vloerhandel met druk gebarende handelaren in felgekleurde jasjes naar de stilte van beeldschermenhandel.