1493

1e Amsterdamse beurslocaties

Waar goederenstromen samenkomen ontstaat handel. Het is daarom niet vreemd dat de eerste vaste beurslocaties van Amsterdam tot bloei kwam bij de haven. Er was nog geen beursgebouw, maar de noordzijde van de Warmoesstraat werd in het jaar 1493 genoemd als de plaats ‘alwaer de Coopluijden dagelicx bi den anderen comen.” Bij regenachtig weer zochten de handelaren beschutting onder de luifels van de huizen, tot ongenoegen van de bewoners van deze destijds voorname maar smalle straat. Pas na 1561 kregen de bewoners van de Warmoesstraat weer ruimte: de handel verplaatste zich naar de Nieuwe Brug en het Paalhuisje, waar schippers hun paalgeld (liggeld) moesten voldoen. Maar bij wind, kou en regen was het hier – aan het open IJ – niet lang vol te houden. Het gemeentebestuur verleende daarom in 1586 toestemming aan de handelaren om bij barre weersomstandigheden de St. Olofskapel aan de Zeedijk te gebruiken. Later hield men ook beurs in de Oude Kerk.

Dat handelaren zich moesten behelpen met kerken en plekken aan de haven strookte niet met het tempo waarmee Amsterdam zich ontwikkelde als centrum van de wereldhandel. Kenmerkend hiervoor was de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), opgericht in 1602 en de eerste onderneming ter wereld die onder een breed publiek aandelen uitgaf. Tegen het decor van een ontluikende Gouden Eeuw ontstond het besef dat Amsterdam een echt beursgebouw nodig had. In 1611 kwam de eerste Koopmansbeurs van Amsterdam gereed: de Beurs van Hendrick de Keyser.