1955

Iedereen belegger!

Tijdens de ‘eerste beursgang’ van de VOC waren het niet alleen kapitaalkrachtige inwoners van de Republiek die aandelen kochten. Tot de aandeelhouders behoorden ook huishoudsters, mandenmakers, timmerlieden, kuipers en zelfs ‘coeckebackers’. Toch bleef beleggen eeuwenlang een zaak van welgestelden.

Kort na de Tweede Wereldoorlog bereikte  de populariteit  van de beurs een dieptepunt.  Dit was in 1955 voor de Vereniging voor de Effectenhandel reden om de beurs meer onder de aandacht te brengen bij het grote publiek. Wat volgde was een PR-offensief. De beurs ging op Beursplein 5 rondleidingen organiseren, begon met het uitgeven van promotiemateriaal en ging lezingen en presentaties  verzorgen. Verder stimuleerde de Vereniging de oprichting van beleggingsfondsen en belegginsstudieclubs en drong zij bij bedrijven aan op het splitsen (lees: betaalbaar maken) van hun aandelen. Dit alles met het doel om ‘gewone’ burgers te interesseren voor beleggen en tegelijk de afstand tot de beurs te beperken.

De oprichting van de Optiebeurs in 1978 was ook een poging om het beleggen te populariseren. Doordat particuliere beleggers hier met relatief kleine bedragen konden instappen, zou dit drempelverlagend voor de beurs werken, zo was de gedachte. Aanvankelijk bleef dat effect uit. Particuliere beleggers begrepen het nieuwe product niet. Daarom gingen directie en beursmedewerkers van de optiebeurs avond aan avond het land in om overal te vertellen over de mogelijkheden van het beleggen in opties.

De vele inspanningen om beleggen populair te maken  wierpen uiteindelijk hun vruchten af. Rond 2000 belegde circa een kwart van de Nederlandse huishoudens.  Particulieren beleggen in Nederland daarnaast ook nog op grote schaal ‘indirect’ via hun pensioenfondsen en verzekeringen. Dit maakt duidelijk wat het belang was en is van een goede voorlichting over beleggen. Door de komst van nieuwe spelers houden zich hier naast de beurs tegenwoordig meerdere partijen mee bezig.