1940

De Tweede Wereldoorlog

De Duitse bezetting had grote gevolgen voor de Nederlandse economie. De schatkist leed zwaar onder de bepaling dat Nederland moest meebetalen aan de kosten van de Duitse oorlogsvoering en de bezetting. Gevolg was dat de staatsschuld tussen 1939 en 1945 steeg van 4 naar 20 miljard gulden. Gedwongen export van goederen naar Duitsland veroorzaakte schaarste en leidde tot prijzen die soms wel honderd keer zo hoog waren als voor de oorlog. Het gebrek aan goederen betekende ook dat mensen hun geld op andere manieren gingen gebruiken. Er was een grotere vraag naar effecten, mensen spaarden drie keer zoveel, er werden meer levensverzekeringen afgesloten en wie een hypotheek had loste die versneld af.

De beurs bleef tijdens bezettingsperiode de meeste tijd open, maar werd gecontroleerd en beperkt door de Duitsers. Een zeer pijnlijke maatregel is de ontzegging van de toegang tot de beurs voor joodse leden. Dieptepunt in de geschiedenis van de Amsterdamse beurs is de doorverkoop op de beursvloer van door de bezetter geroofde effecten van joodse Nederlanders. Na de oorlog was het rechtsherstel en de rol die de Vereniging voor de Effectenhandel daarbij had gespeeld een gevoelige en slepende kwestie. In 1953 werd een regeling getroffen waarbij de oorspronkelijke joodse eigenaren 90 procent van de waarde van de gestolen effecten terugkregen. In het jaar 2000 kwam het tot definitieve afronding en een spijtbetuiging van de beurs. Daarbij werd ook de resterende 10 procent (inclusief vruchten) terugbetaald.