1611

De Beurs van Hendrick de Keyser

Antwerpen, Londen en Rotterdam hadden al een beursgebouw, maar in 1607 hakte het Amsterdamse stadsbestuur de knoop door: ook hier moest een beursgebouw komen. Hendrick de Keyser, in 1594 aangesteld als ‘stadsmeester, steenhouwer en beeldsnyder’ werd naar Londen gestuurd om daar het beursgebouw  te bekijken. De eerste Koopmansbeurs van Amsterdam moest iets bijzonders worden en dus stelde het stadsbestuur dat ‘tot verciering van ’t werck niet op een cleyntje zou worden gesien’.

De Beurs van Hendrick de Keyser, die een icoon werd van de Gouden Eeuw, kwam in 1611 gereed en stond aan het Rokin, ten zuiden van de Dam. Het gebouw was ongeveer zestig meter lang en ruim 35 meter breed. Rond het niet-overdekte middenplein dat als beursvloer dienst deed, stonden 42 genummerde pilaren. Kooplieden die een vaste standplaats hadden, waren daardoor makkelijk te vinden. Het lang bestaande gebruik om soorten van handel in ‘hoeken’ te concentreren vindt hier zijn oorsprong. Nog tot het eind van de 20e eeuw was de hoekman een bekende verschijning op de beursvloer.

Op de beurs werd vooral in goederen gehandeld. Maar de betekenis en de omvang van de effectenhandel nam snel toe. In 1668 leidde dat zelfs tot een uitbreiding van de beursvloer, speciaal voor de aandelenhandel. In de ruim 200 jaar dat de beurs dienst deed, groeide hij uit tot een fundament voor de ontwikkeling van Amsterdam en het toenmalige Nederland. Verzakking maakte in 1835 sluiting en uiteindelijk sloop noodzakelijk. Nadat de handel  zich tien jaar noodgedwongen had beholpen met een tijdelijk onderkomen op de Dam kreeg Amsterdam in 1845 zijn tweede Koopmansbeurs: de Beurs van Zocher.